Groei vraagt om evaluatie


Na een jaar volgt in veel organisaties een P-gesprek. De medewerker wordt geëvalueerd: waar sta je vandaag, wat heb je geleerd, ben je gegroeid, en waar liggen je volgende ontwikkelpunten? Die vraag is logisch, maar ze is onvolledig wanneer ze slechts in één richting wordt gesteld. Want even relevant is de tegenvraag: waar staat de werkgever na een jaar?

Diezelfde evaluatielogica geldt voor ondernemerschap en organisatieontwikkeling. Groei is geen gevoel, maar een realiteit die je moet durven meten. Ben je er financieel op vooruitgegaan? Is je bedrijf robuuster, duidelijker georganiseerd, strategisch scherper? Of draai je na twaalf maanden nog steeds rond in dezelfde cirkel, met dezelfde problemen en dezelfde drukte?

Ontwikkeling impliceert vooruitgang. Net zoals niemand verwacht om eeuwig in de kleuterklas te blijven, is het niet gezond om jarenlang in dezelfde fase te blijven hangen. Op een bepaald moment moet je de overstap maken: naar een volgende structuur, een andere schaal, een professionelere manier van werken. Dat is soms ongemakkelijk, maar noodzakelijk om te blijven groeien.

Kleine hulpmiddelen, zoals to-do-lijsten, kunnen helpen om dagelijks richting te houden, maar ze zijn nooit het doel op zich. Het doel is vooruitgang op langere termijn. Wie na een jaar niet kan vaststellen dat hij of zij verder staat dan daarvoor, moet eerlijk durven zijn en conclusies trekken. Misschien vraagt dat om bijsturing, misschien om een fundamentele keuze.

Tijd is daarbij de ware valuta. Je kunt haar niet opsparen, alleen besteden. De vraag is dus niet hoe druk je bent geweest, maar wat die tijd heeft opgeleverd. Groei ontstaat wanneer tijd bewust wordt ingezet in functie van ontwikkeling — persoonlijk, organisatorisch en financieel.